overige projecten MEEDOEN
1
Goede sportvoorzieningen zijn niet voldoende
Nederland kent een mooie ‘dichtheid’ van sportaccommodaties. Hockey-, voetbal- of tennisvelden, je vindt ze overal. Ook zwembaden zijn er veel. Het is bekend dat in wijken waar mensen wonen met een lager inkomen minder gesport wordt. Uit dit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat dit ook geldt als er een sportveld ‘om de hoek’ ligt.
2
Kwetsbare jongeren beter in hun vel als ze sporten
Voor veel mensen betekent sport in de eerste plaats plezier, maar er is een groep voor wie het meer is dan een leuke en gezonde vrijetijdsbesteding. Voor kwetsbare jongeren kan een sportvereniging een thuishaven zijn, een plek waar ze zich veilig voelen en – anders dan thuis of in hun wijk – echt tot hun recht komen. In het kader van dit project promoveerde Sabina Super in oktober 2017, waarbij ze deze conclusie trok. Nog meer concrete resultaten zijn te vinden op de website van het programma Sportonderzoek.
3
De afgelopen jaren zijn sportclubs diverser van samenstelling geworden. Ook is er sprake van meer uitstroom. Hoe kunnen sportorganisaties hun ledenbinding verbeteren? Kunnen zij ‘gemeenschapsvormen nieuwe stijl’ ontwikkelen? Dit onderzoek, waaraan een groot aantal sportbonden meedoet, zoekt naar de antwoorden.
4
Hoe kunnen kinderen met een motorische beperking leren sporten?
Voor kinderen met motorische ontwikkelingsstoornissen is sporten niet vanzelfsprekend. Hoe kun je deze kinderen leren sporten?
>
Hoe kunnen kinderen met een motorische beperking leren sporten?
Voor kinderen met motorische ontwikkelingsstoornissen is sporten niet vanzelfsprekend. Hoe kun je deze kinderen leren sporten?
Projectleider Bert Steenbergen: ‘Expliciet uitleggen dat je bij een bal slaan door je knieën moet buigen, bijvoorbeeld, is lastig voor deze kinderen. Speel je een bal laag aan, dan zakt de ander vanzelf door de knieën. Dit noemen we impliciet leren. Het punt is nu dat sportinstructeurs toch vooral inzetten op expliciet leren. Er is nog een wereld te winnen als zij hun aanpak veranderen.’ Het onderzoek heeft veel concrete resultaten opgeleverd. Een daarvan is een handboek dat gymdocenten helder uitlegt hoe je impliciet leren kunt gebruiken in het werken met kinderen met een motorische beperking.
Zie ook de projectpagina op sportonderzoek.com
Goede sportvoorzieningen zijn niet voldoende
Nederland kent een mooie ‘dichtheid’ van sportaccommodaties. Hockey-, voetbal- of tennisvelden, je vindt ze overal. Ook zwembaden zijn er veel. Het is bekend dat in wijken waar mensen wonen met een lager inkomen minder gesport wordt. Uit dit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat dit ook geldt als er een sportveld ‘om de hoek’ ligt. Projectleider Hugo van der Poel: ‘Blijkbaar is de aanwezigheid van een sportvoorziening niet allesbepalend voor sportdeelname. De sociaaleconomische status van wijkbewoners telt zwaarder.’ Als we deze groep meer aan het bewegen willen krijgen, ben je er dus niet als je alleen voorzieningen biedt. Daarbij komt dat behoeften met de tijd veranderen. Kinderen sporten vaak in clubverband, maar later gaan ze mountainbiken, hardlopen of fietsen. Dat gebeurt in parken, bossen of gewoon op straat. Van der Poel: ‘Ook daar moet je als gemeente dus voorzieningen voor treffen.’
Zie ook: http://sportonderzoek.com/?page_id=244
5
Bewegen? Meestal thuis en op het werk
Met een GPS-logger en een beweegmeter om hun middel lieten proefpersonen in Rotterdam, Maastricht en Utrecht opmeten hoeveel ze bewegen, en waar ze dat deden. Wat bleek? Bewegen doen mensen het meeste in en om het huis en op het werk. Een onverwachte uitkomst, vindt onderzoeker Dick Ettema (Universiteit Utrecht).
>
Bewegen? Meestal thuis en op het werk
Met een GPS-logger en een beweegmeter om hun middel lieten proefpersonen in Rotterdam, Maastricht en Utrecht opmeten hoeveel ze bewegen, en waar ze dat deden. Wat bleek? Bewegen doen mensen het meeste in en om het huis en op het werk. Een onverwachte uitkomst, vindt onderzoeker Dick Ettema (Universiteit Utrecht).
‘Het geeft gemeenten en andere overheden stof tot nadenken. Misschien moeten we onze aandacht bij beweegstimulering wel naar de werkplek verschuiven.’ Heeft de inrichting van de openbare ruimte invloed op het beweeggedrag? Het antwoord van Marijke Noorbergen, die onlangs promoveerde bij Ettema, luidt: ja. Hoe is haar kennis te vertalen naar lokaal beleid? Maak bijvoorbeeld stoepen, wandel- en fietspaden en parken aantrekkelijk voor bijvoorbeeld hardlopers. Promovendus Teun Remmers onderzocht specifiek het beweeggedrag van kinderen en jongeren. Een van zijn conclusies: vooral in het naschoolse beweeggedrag is nog veel winst te behalen.
Zie ook de projectpagina op sportonderzoek.com
Goede sportvoorzieningen zijn niet voldoende
Nederland kent een mooie ‘dichtheid’ van sportaccommodaties. Hockey-, voetbal- of tennisvelden, je vindt ze overal. Ook zwembaden zijn er veel. Het is bekend dat in wijken waar mensen wonen met een lager inkomen minder gesport wordt. Uit dit onderzoek van het Mulier Instituut blijkt dat dit ook geldt als er een sportveld ‘om de hoek’ ligt.
Projectleider Hugo van der Poel: ‘Blijkbaar is de aanwezigheid van een sportvoorziening niet allesbepalend voor sportdeelname. De sociaaleconomische status van wijkbewoners telt zwaarder.’ Als we deze groep meer aan het bewegen willen krijgen, ben je er dus niet als je alleen voorzieningen biedt. Daarbij komt dat behoeften met de tijd veranderen. Kinderen sporten vaak in clubverband, maar later gaan ze mountainbiken, hardlopen of fietsen. Dat gebeurt in parken, bossen of gewoon op straat. Van der Poel: ‘Ook daar moet je als gemeente dus voorzieningen voor treffen.’
Zie ook de projectpagina op sportonderzoek.com