VITAAL
Project
Fittere jeugd met een chronische aandoening
Met een chronische aandoening is volop meedoen aan sport en spel soms lastig. Deze groep kinderen en jongeren is vaak te weinig actief. En door een slechtere conditie wordt bewegen juist alleen maar moeilijker. Hoe kun je deze cirkel doorbreken?
‘In ons onderzoek hebben we gekeken naar de gezondheidseffecten van sporten met een chronische aandoening of een lichamelijke beperking. De resultaten zijn duidelijk: sporten is ook gezond voor deze groep. Jongeren zijn fysiek fitter en actiever en hebben bijvoorbeeld een lager vetpercentage. Ook hebben ze een groter zelfvertrouwen en ervaren meer kwaliteit van leven.’ Volgens onderzoeker Tim Takken is een van de succesfactoren een naschools beweegprogramma. ‘Voor deze kinderen is de drempel naar clubsporten vaak te hoog. Sportclubs zijn gefocust op de talenten, niet zozeer op kinderen die minder makkelijk kunnen meekomen.’
Jongeren zijn goed trainbaar
Het team van Takken (met de promovendi Maremka Zwinkels en Kristel Lankhorst ) heeft ook uitgezocht of de jongeren fitter zijn doordat ze meer gingen bewegen, of dat ze al fitter waren van zichzelf. Takken: ‘We zien dat de effecten echt via dat bewegen lopen. Dus heeft het ook zin om dat te stimuleren bij deze groep.’ Het goede nieuws daarbij is dat de jongeren heel goed ‘trainbaar’ zijn, aldus Takken. Twee keer per week een intervaltraining konden ze prima aan. Na acht weken hadden de deelnemers een beter sprintvermogen, kwamen beter mee tijdens de sportlessen en konden dit ook langer volhouden. Ook na een half jaar waren de effecten nog meetbaar. Takken: ‘Je kunt voor deze groep de normale trainingsprincipes hanteren. Wel moet je voldoende rusttijd inbouwen, omdat dezelfde oefeningen voor jongeren met een beperking zwaarder kunnen zijn.’
Samenwerken met de praktijk
Heel belangrijk voor het volhouden is dat het sporten leuk is, vervolgt Takken. Daarom zijn kinderen en jongeren nauw betrokken bij de opzet van het programma. ‘We hebben ze laten proefdraaien om te zien of bepaalde onderdelen goed aansloten bij hun belevingswereld. Tien keer heen en weer rennen vonden ze al gauw saai. Een stuk leuker is het om zo snel mogelijk ballen van links naar rechts te verplaatsen, en een volgende keer pitzakken of ringen.’ Cruciaal is ook de nauwe verbinding tussen universiteit, ziekenhuis en revalidatie. ‘Het gaat om veel meer dan een paar mooie wetenschappelijke publicaties. Duurzame effecten boek je alleen als je structureel samenwerkt met de praktijk.’
Een interview met
Thys Ruyten, kinderfysiotherapeut bij GoFysio en De Hoogstraat
‘Juist de kleine stapjes zijn vaak het mooist’
Project
Sporten voor chronisch zieke kinderen en jongeren
Verder lezen
artikel: ‘Sporten is gezond, ook voor kinderen en jongeren met een chronische aandoening of lichamelijke beperking!’
aankondiging: Promotie Maremka Zwinkels
artikel: ‘Testen fitheid bij kinderen met een chronische aandoening of beperking’ (met testkaart)
artikel: ‘Nederlandse Physical Activity Report Card voor Kinderen en Jongeren’ over de ‘NL Report Card’
Verder kijken
Kennisclip over de verschillende studies
website: Super-lab Utrecht
website: WKZ Sportief (een speciaal programma voor kinderen met een beperking of chronische aandoening)
Een interview met Thys Ruyten, kinderfysiotherapeut bij GoFysio en De Hoogstraat
‘Juist de kleine stapjes zijn vaak het mooist’
‘Als fysiotherapeut heb ik veel ervaring in de kinderrevalidatie, bijvoorbeeld met kinderen met cerebrale parese, spina bifida of spierdystrofie. Die kinderen en jongeren sporten vaak wel op school, maar het is lastig om ook thuis een actieve leefstijl vol te houden. Een naschools programma kan misschien een mooie brug zijn tussen school, de thuissituatie en een gewone sportclub. In een veilige omgeving kun je fitter worden, waardoor je ook makkelijker aansluiting vindt met andere sportende jeugd. Juist deze groep valt soms tussen de wal en het schip, omdat ze ook weer ‘te goed’ zijn voor speciale gehandicaptensport.
Soms bereiken kinderen indrukwekkende resultaten, zoals een meisje met cerebrale parese dat nu op hoog niveau wielrent met een aangepaste fiets. Maar net zo mooi vind ik de ogenschijnlijk kleine stapjes die kinderen kunnen zetten. Zoals een meisje dat – doordat ze ging sporten – weer met haar moeder lopend boodschappen kan doen. Je ziet jongeren soms echt opbloeien, omdat ze ervaren dat je ook met een beperking kunt meedoen. Mijn boodschap: laten we samen blijven zoeken naar innovatieve methoden om deze kinderen en jongeren in beweging te houden. En dan vooral: sla de brug naar de thuissituatie. Zodat bewegen ook daar iets heel normaals wordt.’